-
1 die Grippe hat sich ihm auf die Nieren geschlagen
die Grippe hat sich ihm auf die Nieren geschlagenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Grippe hat sich ihm auf die Nieren geschlagen
-
2 schlagen
schlagen3 behoren (tot), vallen (in)♦voorbeelden:um sich schlagen • erop los slaan, om zich heen slaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 einen Bogen schlagen • een bocht, boog makeneine geschlagene Frau • een door het lot geplaagde vrouwden Rekord schlagen • het record brekenSahne, Teig schlagen • (slag)room, deeg kloppendie Saiten schlagen • (op de snaren) tokkelenWurzel schlagen • wortel schietenmit ihrem Mann ist sie geschlagen • met haar man is zij geplaagd, mooi afein Stück Papier um ein Buch schlagen • een boek in een stuk papier wikkelenjemanden vernichtend schlagen • iemand een verpletterende nederlaag toebrengen3 inslaan, (in)gaan♦voorbeelden:1 du hast dich gut geschlagen! • je hebt je goed gehouden!3 er schlug sich zu uns • hij sloot zich bij ons aan, voegde zich bij ons -
3 legen
legen♦voorbeelden:etwas auf den Abend legen • iets naar 's avonds verschuivenden Patienten in ein anderes Zimmer legen • de patiënt op een andere kamer leggenTruppen in eine Stadt legen • troepen in een stad in kwartier leggen, legeren2 gaan liggen ⇒ afnemen, luwen, ver-, afflauwen, bedaren♦voorbeelden:sich auf die Couch legen • op de bank gaan liggendie Grippe hat sich auf die Nieren gelegt • de griep is op de nieren geslagenNebel legte sich über die Stadt • er spreidde zich mist over de stad uiter legte sich zu ihr • hij ging bij haar liggensich aufs Lügen legen • zijn toevlucht tot leugens nemen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский